“Ga je er een blog over schrijven?”, vraagt Rudi. Al een paar dagen ben ik dat van plan. Maar waar en hoe moet ik beginnen? Wat wil ik wel en niet vertellen? En waar begint dit verhaal?
Is het in 2021, toen we voor het eerst onder de indruk raakten van de serene sfeer op natuurbegraafplaats Koningsakker in Arnhem? We wandelden er tijdens een korte vakantie in Arnhem toen ik volop in de chemobehandeling zat. Na het afronden daarvan zou ik verder gaan met mijn leven.
Het liep anders. In de loop van 2022 begonnen we noodgedwongen na te denken over uitvaart en graf. Een natuurbegraafplaats leek me geen optie. Te ver van Culemborg. Ik dacht terug aan de bezoekjes die ik met mijn moeder bracht bij mijn vaders graf. Zo zou het ook Rudi vergaan, lopend vanuit huis naar de lommerrijke omgeving van de Culemborgse begraafplaats. Waar geleidelijk aan steeds meer bekenden begraven zijn. Waar diversiteit in grafmonumenten hoogtij viert. Waar gieters klaarstaan voor bloemen in vazen en potten. En waar de groene specht opvliegt als ik op een rustig moment aan kom fietsen. Best een mooie plek.
Als we in juni 2024 opnieuw over de Koningsakker wandelen zijn de velden meer volgroeid. Voormalige loopgraven zijn gemarkeerd met speciale bloemenmengsels die nu volop in bloei staan. Gebleven is de sereniteit. Hier en daar markeert een boomschijf een graf, maar verder is er niets dat afleidt van de overweldigende natuur. Geen bloemen op een graf, maar wel paars bloeiende lupines tussen het hoge gras. Geen kaarsen, geen namen, geen gieters en kranen. Hier en daar een bankje, een trein die langsrijdt, dat wel.
Het symboliseert wat sterven is: afstand doen van wie je was. Je lichaam wordt onderdeel van de voedselketen die tot uitdrukking komt in gras, heide, bomen, vlinders, vogels en bijen. Ik voel me thuis hier. Het gedicht van Ida Gerhardt over een tuinman popt onmiddellijk op in mijn hoofd.
Delft straks uw spa voor mij de wig,
vergeet waar ik geborgen lig.
Voorbij mijn moeite, nood en pijn
moet er een tuin van sterren zijn.
Voorzichtig kaart ik bij Rudi aan dat ik toch eigenlijk graag hier begraven wil worden. Als hij zich in mijn voorstel voor de Koningsakker kan vinden leg ik het idee voor aan Wouter, Sicco en Marianne. Hoe zou het voor hen zijn als ik kies voor een graf op de Koningsakker? Ik gun ze een fysieke plek in Culemborg om mij te gedenken, maar mogelijk kan dat ook op een andere manier.
Wat voor mij een worsteling is, lijkt voor hen zo klaar als een klontje. Ze staan achter mijn besluit: “het past bij wie je bent”. Hun reactie raakt me dieper dan ik had verwacht.
En zo staan we dan op een donderdagmiddag in augustus gezamenlijk opnieuw op de Koningsakker en laten ons rondleiden door de beheerder. De schapen zijn nu geveld door het blauwtongvirus, maar straks zullen andere schapen het gras boven mijn graf kort houden.
Confronterend is het wel. Mijn naam zal de eerste tijd nog te vinden zijn op een boomschijf. Maar als die is vergaan is mijn graf alleen nog vindbaar met gps-coördinaten. Niet mijn stukje, maar het grotere geheel waar ik onderdeel van ben markeert dat ik heb bestaan.