“Hoop is niet de overtuiging dat iets goed af zal lopen, maar de zekerheid dat iets zin heeft, hoe het ook afloopt” (zei de filosoof Vaclav).
Vriendin Connie verwondert zich over de zinnia’s die ik aan het opkweken ben. Ze gaan soms pas in augustus bloeien. Ik zie haar denken: “Gaat Machteld dat nog meemaken?”
Als de prille plantjes opkomen is dat voor mij al een succes. Dan laat ik ze afharden in de buitenlucht en vallen de eerste exemplaren ten prooi aan de slakken. De overgebleven plantjes gaan de tuin in, met alle risico’s van dien. En zie: sommige planten slaan aan, weerstaan de slakkenvraat en beginnen te groeien. Het gaat lukken! Ze gaan vast opbloeien en zullen in de zomer voor kleurenpracht in de tuin zorgen. Of ik er zelf van kan genieten, ik weet het niet, maar ik heb aan het opkweken al plezier beleefd. Het heeft zin, hoe het ook afloopt. Als ik er zelf niet kan genieten is het onderdeel van mijn nalatenschap.
Mijn boot is gekanteld, maar ik ben er nog (Mi kanto ma mi dete). Dat is kort gezegd de situatie. Op mijn 60everjaardag zingen we dit lied dan ook uit volle borst in het kerkje van Rumpt. Met een fijn gezelschap, zon en regen en een lach en een traan.
Lichamelijk voel ik me aardig fit, het doet me goed om te herstellen van de chemokuren en de kanker brengt nog niet veel fysiek ongemak. Ik slik iets vaker paracetamol tegen de pijn. “Heb ik ook meer pijn of sta ik mezelf meer toe om er iets tegen te slikken?” vraag ik me af.
Zo nu en dan kijk ik het beest in de bek en bereid ik me voor op mijn sterven. Inmiddels heb ik al veel gelezen en gesproken over pijn en morfine, levenseinde-ervaringen, euthanasie en palliatieve sedatie, thuis sterven of in het hospice. Ik zou er bijna zelf een boek over kunnen schrijven, zij het dat het nog een theorieboek zou zijn.
Binnenkort ga ik in het nieuwe hospice van Culemborg kijken, die zowel stervende mensen opnemen als ook vrijwilligers kunnen regelen om het thuisfront te ondersteunen in de laatste fase. Zodat Rudi even naar zijn volkstuin kan bijvoorbeeld. De coördinator die ik spreek heeft het over een verdrietige, en tegelijk liefdevolle tijd. Ze stelt me daarmee aan de telefoon al op mijn gemak.
Hoe meer ik me er in verdiep hoe meer ik me ook realiseer hoe ingewikkeld het kan worden: stel dat mijn huisarts op vakantie is als ik haar nodig heb en haar vervangster komt? Of dat de personeelstekorten in de zorg roet in het eten gooien? En wat zou het mooi zijn als er een “engel of helder licht zal zijn dat mij kracht geeft”, zoals ik las in “Het leven loslaten”, geschreven door een verpleegkundige uit een hospice. Maar wie zegt dat ik dat ook mee zal maken?
Samen met Rudi bezoek ik in mei een concert van Philip Kroonenberg, die samen met zijn dochters een CD maakte over zijn vrouw, Jellie Brouwer, hun liefde, haar ziekbed en haar overlijden. Zakdoeken mee, spreken we af. Thuis luister ik regelmatig zijn liedjes. Over wachten in wachtkamers, een huis vol bloemen, de angst voor wat komen gaat en de stilte na haar overlijden. Dan biggelen de tranen over mijn wangen. Maar bij het concert in het intieme theater in Amsterdam hangt er lichtheid in de zaal. De zon schijnt buiten, er worden grapjes gemaakt en er is een gemoedelijke sfeer.
Na afloop zie ik vanuit mijn ooghoeken hoe Philip op het terras met zijn dochters nageniet in de zon met wijn en lekker eten. Zo kan het dus zijn straks ook voor alle mensen die achterblijven. Zon en mooi weer, fijn en warm gezelschap, ook als ik er fysiek niet meer ben zullen er dagen zijn zoals dit. Wat een hoopvolle gedachte.
When it’s not always raining, there’ll be days like this
When there’s no one complaining, there’ll be days like this
When everything falls into place like the flick of a switch
Well my mama told me, there’ll be days like this.
(Van Morrison)