Een zwarte gladde spin hangt ergens in de lucht aan een draad, vlakbij de tent. Thuis ben ik niet bang voor spinnen, maar in dit exotische land zijn ze gevaarlijk. Als de spin uit mijn blikveld verdwijnt word ik onrustig. Waar zit deze bron van gevaar?
Nadat ik wakker word vraag ik me af of de spin uit mijn droom symbool staat voor kanker of voor doodgaan. Of vooral voor de dreiging die van beide uitgaat.
Ik ben inmiddels over de helft in mijn chemobehandeling. In de afgelopen tijd is er veel gebeurd. Begin december wordt, na de derde kuur, een CT-scan gemaakt. Met de internist bespreek ik een paar dagen later de uitslag. De uitzaaiingen zijn geslonken en het lijkt er dus op dat de chemotherapie zijn werk doet. Mijn bloedwaarden zijn wel steeds reden voor zorg, in het vervolg van mijn behandeling gaat de dosis chemo omlaag en hopelijk zorgt dat voor een sneller herstel. Hoe het met de uitzaaiingen zal zijn aan het eind van in totaal zes chemokuren is “koffiedik kijken”, volgens de internist. Zijn eerlijkheid is als altijd ontwapenend. Voor en na Kerst bezoek ik twee keer de oncologische dagbehandeling voor de vierde kuur.
“Machteld ben je nog steeds ziek? ” vraagt mijn 5-jarige buurjongen op een dag. Als ik zijn vraag met ja beantwoord, zie ik de verwondering in zijn ogen. Ziek zijn betekent lamlendig in je bed liggen maar ik sta aardig monter voor zijn neus. “En ga je ook nog steeds dood?” is zijn vervolgvraag. “Ja”, zeg ik, “maar ik weet nog niet precies wanneer”.
Ook al slaan de kuren aan, het is onvermijdelijk dat ik aan kanker zal overlijden. En dat blijft, ook voor mensen die ouder zijn dan 5 moeilijk te begrijpen. Zelf vind ik het ook nog steeds een abstract idee. Iedere ochtend als ik wakker word en besef waar ik ben, wat voor dag het is, is er ook die gedachte dat ik misschien dit jaar zal sterven. De zwarte spin duikt elke ochtend even op in mijn gedachten.
Ik ben er de afgelopen maanden voor gezwicht om te gaan regelen. Het biedt een vals soort houvast, dat weet ik wel, maar toch. De adressenlijst voor mijn rouwkaart, mijn wachtwoorden en pincodes, mijn testament en de uitvaart, het is allemaal verzameld, geregeld en besproken. Mijn omgeving kan het tempo waarin ik dit doe soms maar met moeite bijhouden.
Nu veel regelwerk gedaan is ontstaat er heel soms iets dat je rust zou kunnen noemen. En ruimte om het verdriet te voelen en me te laten troosten.
De termijn van een maand of zes die zich in mijn hoofd genesteld heeft schuift steeds een beetje op. In december meld ik me aan voor een retraite die in maart 2023 plaats zal vinden en ik probeer me voor te stellen hoe buiten dan de lente waar te nemen zal zijn. Ik durf deze fantasie haast niet toe te laten.
In deze palliatieve fase van mijn leven volg ik mijn eerste zangles. Het doet me goed om een uur te zingen, begeleid door mijn docent op zijn gitaar. Soms zingen we harmonieus samen, een andere keer stromen de tranen en altijd is er gevoel van opluchting en troost als ik na een uur zingen de deur van zijn huis achter me dicht trek.
Zo breidt mijn fantasie over mijn toekomst zich langzaam uit. Als in februari 2023 mijn laatste chemokuur is geweest zal ik zingend en genietend van de lente mijn weg vervolgen. Durf ik dan weer te dromen van een wandelvakantie in de Vercors in de zomer van 2023?