Het is zo gegaan dat ik hier ben en kijk
Boven me fladdert een witte vlinder in de lucht met vleugeltjes die alleen van hem zijn
en over mijn handen vliegt zijn schaduw,
geen andere, niet zomaar een, alleen de zijne
Wanneer ik zoiets zie, verlaat me altijd de zekerheid
dat wat belangrijk is
belangrijker is dan wat onbelangrijk is.
Wislawa Szymborska
Deze blog is geschreven op de dag na de Diagnose, D-Day. Help, denk ik ergens op die dag, er schiet me niet meteen toepasselijke poëzie te binnen. En eigenlijk weet ik ook niet waar deze 3e blog over moet gaan. Een gesprek over de diagnose heeft weinig poëtisch tenslotte. Het gaat over feiten, waarden, waarschijnlijkheden en behandelingen. Het gaat van links naar rechts en van boven naar beneden, maar mooi wordt het bijna nergens. Het lelijkste uitzicht dat je vanuit een ziekenhuis kunt hebben op de buitenwereld helpt daar ook niet bij. Alleen de zon doet zijn best om er nog iets van te maken.
De day after, schieten me opeens de laatste regels van Wislawa’s gedicht “Een titel hoeft niet” te binnen. Het is in eerste instantie de vlinder die me het meest ontroert, zo mooi en zo kwetsbaar. De poëzie van Wislawa leerde ik kennen via mijn vader, hij had haar bundel Einde en begin. Ik vond het terug in de kast na zijn dood en ben pas toen haar gedichten gaan waarderen. En ook dat is een ontroerend idee: dat hij het was die me de juiste bagage voor deze reis heeft meegegeven.
Misschien wel het meest veelzeggend in dit gedicht zijn de laatste zinnen. Bij het overzien van de consequenties houdt me het meeste bezig wat dit betekent voor mijn werk. Moet ik blijven werken zo goed en zo kwaad als dat gaat voorlopig? Het biedt me afleiding en door te werken ben ik niet slechts een mens met een ziekte. Ik ben ook een collega, iemand die voldoening haalt uit werk. Ik schat ook in dat er een risico is dat het me door de vingers glipt: dat ik mijn scherpte verlies en functioneer op halve kracht, want ik ben een mens met kanker. En ik, die altijd een oordeel heb over mensen die hun identiteit halen uit hun positie in de wereld, is mijn ego misschien ook gewoon te groot om er zomaar mee op te houden? Waarom gun ik mezelf niet de kans dat kanker ook een gedwongen pas op de plaats kan bieden. Met ruimte voor de lente, de krokussen, de eerste vlinders, het grote ontluiken.
Ik ben dus verlaten van de zekerheid dat wat belangrijk is belangrijker is dan wat onbelangrijk is. Als je daar lang over nadenkt geeft deze gedachte ook een soort van rust.