Hij lag op de IC aan de beademing. Door zijn werk als ambulanceverpleegkundige liep hij Corona op. Nu, op 8 maart 2021, staat hij bij ons in de gang. Gemakkelijk opstaan vanuit zijn hurken gaat niet meer, daarbij heeft hij hulp nodig van zijn chauffeur. Maar dat is het eigenlijk het enige wat nog rest van Corona.
Hij vertelt me dit als we vlakbij Utrecht zijn en de kleur, volgens hem, weer terugkomt op mijn wangen. Eerder die dag stond ik op met buikpijn en voelde me beroerd worden na het ontbijt. Uit ervaring wist ik dat het nu zaak was te gaan liggen anders zou ik omvallen. Op mijn verzoek belde Rudi 112. Naarmate het langer duurde voor ze er waren vroeg ik me af of het eigenlijk wel nodig was. Maar eenmaal gearriveerd was de verpleegkundige vastbesloten: “We nemen u mee”. Eerst werd er nog een infuusnaald ingebracht, maar door de lage bloeddruk kon hij mijn aderen niet goed bereiken en was er een babynaaldje nodig. Dat vond ik dan wel weer grappig, dat ik op mijn 56e een babynaaldje kreeg. En daarna ging het helemaal vanzelf, hoe je de regie uit handen geeft, dat leer je wel in een ambulance.
Vlakbij Utrecht, als het infuus zijn werk heeft gedaan en ik weer een beetje monter ben, raken we aan de praat. Over mijn gezwel en hoe het is om op een spannende operatie te wachten. Over Corona en over het noodlot dat zo plotseling kan toeslaan, bij iedereen en op elke leeftijd. En dat hij zo veel geluk heeft gehad, nu de restverschijnselen van Corona bij hem beperkt zijn. Dat hij hoopt dat deze gebeurtenis als een katalysator zal werken en mijn operatie bespoedigt.
Eenmaal bij de spoedeisende hulp zijn ze snel weer vertrokken, de mannen die me naar Utrecht brachten. Maar vergeten zijn ze nog lang niet.
Zelf wandel ik een paar uur later het laatste stukje weer op eigen benen naar de auto. Een beetje suf nog en nog steeds met buikpijn. Maar inmiddels 2 dagen later wel weer wat opgeknapt.
De dokter keek op mij neer
ik zag zijn gezicht boven het mijne
ik zag wat hij dacht
dat ik dood kon gaan – zo keek hij
terwijl hij luisterde aan mijn borst
hij keek mij aan met een blik
-hoe kan ik dat zeggen- een blik
voorbij mijn gezicht, een blik naar iets
achter mij naar iets verwegs
alsof hij iets in de toekomst
probeerde te zien
hij keek mij aan en hij zei
hier mag u niet blijven
ze komen u halen
Rutger Kopland, De dokter