“Tja, er zit iets dat niet in het oorspronkelijke ontwerp zat”, spreekt mijn huisarts, “en daar moeten je darmen zich nu omheen plooien”. We hebben het over mijn buikklachten. Wekelijks bespreken we de pijn, het ongemak van verstopping, de hoeveelheid laxeermiddelen en mijn angst. Ik ben bang dat ik afkoers op een darmafsluiting met een ziekenhuisopname tot gevolg. En wat dan?
In december wordt er een echo gemaakt van mijn buik om te onderzoeken of er vocht in mijn buikholte zit, maar dat is niet het geval. De internist weet naderhand te melden dat er een toename is van tumorweefsel. “Ja”, denk ik, “dat voelde ik zelf ook al.” De ziekenhuisambiance roept herinneringen op die niet altijd prettig zijn, ook al word ik door de vertrouwde verpleegkundigen met open armen ontvangen. Protocollen bepalen wat, hoe en wanneer. Zo word ik in een ziekenhuisbed van afdeling A naar afdeling B gereden, terwijl ik net drie trappen opgelopen ben.
Ik neem me daarna voor om zo ver en zo lang mogelijk uit de buurt van het ziekenhuis te blijven. Een voornemen dat met behulp van de huisarts en de thuiszorg tot nu toe goed lukt. Soms schakel ik de thuiszorg in voor een klysma. Als je belt komen ze vrijwel gelijk dezelfde dag. De mensen die er werken stralen rust uit. Terwijl je eigenlijk niet anders leest dan dat ze kampen met grote personeelstekorten en hoge werkdruk.
Mijn huisarts komt tweewekelijks op huisbezoek en is steeds telefonisch bereikbaar, ook als de paniek bij mij toeslaat. Met haar humor houdt ze het ook een beetje luchtig. Ze meldt aan de apotheek, “patiënt gunt jullie van harte jullie loonsverhoging, maar hou bij staking er rekening mee dat ze palliatief en dus een spoedgeval is”. Gezegend voel ik me dat ik in een land woon met zulke goede zorg en zorgverleners.
Hoe het met me gaat en dat ik er nog zo goed uit zie, hoor ik vaak. Ja, denk ik dan, de problemen zitten aan de fysieke en mentale binnenkant. Voor bijna iedereen in mijn omgeving is het maar moeilijk te bevatten wat er aan die binnenkant gebeurt en wat de impact op mijn leven is.
Het is onbegonnen werk om me tegen het verval te verzetten. Ik ga wekelijks naar Pilatus, maar dan kan ik de rest van de dag niets meer. Blijf ik gaan? Of haak ik af? Steeds zoek ik de balans van wat nog gaat. Regelmatig ga ik over de grens en neem ik me voor nog terughoudender te zijn met afspraken en plannen. Om mezelf toe te staan op het laatste moment af te zeggen. Om eens een slaappil te nemen als slapen niet lukt en een extra pijnstiller als de pijn blijft zeuren. Regelmatig een dag helemaal niets doen en me over te geven aan wat de dag me brengt. Als ik al een strijd voer, dan is het ook een strijd met die strenge mevrouw die in mij woont.
Binnenkort is het 14 februari 2025, de dag waarop ik 4 jaar met de diagnose eierstokkanker leef. Ik glibberde in 2021 over de beijzelde straten van Culemborg naar de polikliniek waar ik een afspraak had met een gynaecoloog die de verzakking van mijn baarmoeder zou onderzoeken. Ik herinner me zijn stress toen hij een groot gezwel in mijn buik ontdekte.
De statistieken zeggen dat 6 van de 10 vrouwen met deze diagnose na 5 jaar niet meer in leven is. Hoe je in het begin zeker weet dat het kwartje van de statistiek voor jou de goede kant op zal vallen. Want je bent immers zo vitaal en zo hevig in leven.
“Het is een lange spanningsboog” sprak iemand die mijn blogs voor het eerst las. Ik kon niet anders dan het beamen.
Gelijk het gras, een slaap, de dag van gisteren
zo kort zou het zijn, zo niets dan een zucht.
Maar lang zijn de middagen angstige nachten
en in de kast tikt het geheugen van jaren
dat nooit meer het weerkomt of goed.
Soms ziet ze een koolmees zo hevig in leven
seconden zijn telbaar als pinda’s en tranen,
soms kent ze een barst in de verf, in de winter
weet ze de zon zeer stipt op de vloer
en lacht om de vuurrood buigende tulpen.
Loont het de moeite wie zal het ons zeggen
in wiens oog vliegt elk leven tot stof
onverschillig als zand op het pad
dat trouw tot het einde de kaart volgt.
Marjoleine de Vos